Numbers 26

Opdracht om te tellen

Mozes telt het volk in opdracht van de HEERE. Dat is net als in Numeri 1. Het is een zonde om het volk te tellen zonder uitdrukkelijke opdracht van God. In deze zonde valt David (1Kr 21:1-7). Hij wil de kracht van zijn volk weten, alsof God niet zijn kracht is.

De opdracht om te tellen wordt gegeven “na die plaag”. De plaag van het vorige hoofdstuk is de laatste grote plaag die het volk als ‘woestijnvolk’ heeft getroffen. De woestijnreis zit erop. Ze staan op het punt het land binnen te trekken. De ontrouw van het vorige hoofdstuk heeft laten zien dat alle woestijnervaringen het hart van de mens niet hebben veranderd. Ook Gods gerechtigheid is niet veranderd, zoals Hij door de plaag heeft getoond.

Toch heeft Hij niet allen verdelgd, maar in genade hen in het leven behouden. Ze kunnen geteld worden. Maar er wordt een nieuw geslacht geteld. Tegelijk echter wordt het nieuwe geslacht verbonden aan het geslacht dat “uit het land Egypte vertrokken” was. Andere personen vormen het volk, maar het blijft hetzelfde volk.

De uitdrukking “na die plaag” vormt een keerpunt in de geschiedenis van het boek Numeri. Een nieuw geslacht wordt geteld. De grote vraag die daaruit voortvloeit, is: zal dit nieuwe volk God trouwer dienen dan het volk dat in de woestijn is omgekomen?

Aan het begin van de reis is het volk geteld (Nm 1:1-5). Het is een grote bemoediging te weten dat, voordat we aan onze ‘woestijnreis’ beginnen, God ons hoofd voor hoofd heeft geteld. God kent elk lid van Zijn volk bij name. In de woestijn heeft elk lid zijn eigen oefeningen, maar elk lid mag weten dat God de hele reis zal zorgen. De telling hier is de telling aan het einde van de reis. Niemand van hen die in Numeri 1 is geteld, is hier nog in leven, behalve Kaleb en Jozua (Nm 26:65). Dit betekent dat een totaal ander volk geteld wordt dan in Numeri 1.

Zij worden geteld omdat hun het land zal worden gegeven (Nm 26:53). Het grote verschil tussen beide tellingen is dat de telling in Numeri 1 is gebeurd met het oog op de aanstaande woestijnreis, terwijl de telling hier gebeurt met het oog op de aanstaande intocht in het beloofde land om de erfenis in bezit te nemen. Omdat er strijd mee gemoeid zal zijn om de erfenis in bezit te nemen, wordt weer “ieder die in Israël met het leger uittrekt” geteld.

In beide gevallen gaat van de telling een grote bemoediging uit. Bij de telling komt ieder persoonlijk voor God te staan. Dat bewerkt bij elk lid de indruk dat God aandacht voor hem persoonlijk heeft. Dit bewustzijn geeft kracht voor de taak die aanstaande is, zowel voor de woestijn als voor het land.

De telling vindt niet alleen plaats van allen die met het leger uittrekken, maar ook “naar hun families”, waarbij dit laatste zelfs vooropstaat. In de woestijn is strijd noodzakelijk om te overleven. In het land is strijd nodig om het erfdeel te veroveren. Is dat erfdeel eenmaal ingenomen, dan is het Gods bedoeling dat elke familie van het verkregen erfdeel geniet. De zegeningen van het land worden vooral genoten als familie van God, dat wil zeggen samen met onze broeders en zusters, bij gelegenheden die daarvoor gegeven worden. De familie van God bestaat uit vaders, jongelingen en baby’s (1Jh 2:12-18).

We mogen genieten als we persoonlijk bijbelstudie doen, we mogen ook als ouderen of jongeren onder elkaar daarvan genieten. Maar naar Gods bedoeling wordt het meest genoten als de hele familie bij elkaar komt. Dat de nadruk bij de telling meer op de families dan op de strijdbare mannen ligt, blijkt bijvoorbeeld ook uit Nm 26:33, waar ook over vrouwen wordt gesproken.

Ruben geteld

De telling begint met Ruben, die met nadruk “de eerstgeborene van Israël” wordt genoemd. De telling omvat vier geslachten (Gn 46:9). Onder hen wordt Pallu specifiek genoemd omdat uit zijn geslacht Dathan en Abiram zijn voortgekomen. Deze namen roepen de herinnering op aan de vreselijke opstand van Korach, Dathan en Abiram (Nm 16:1-35). We krijgen weer te horen wat de zonde van de opstandelingen is geweest en het speciale oordeel dat hun daarvoor van Godswege heeft getroffen. Er wordt bij vermeld dat zij “tot een teken geworden” zijn (Nm 26:10). Zij zijn een teken dat waarschuwt tegen elke vorm van hoogmoed en opstand.

We lezen hier ook dat de “kinderen (beter: zonen) van Korach” niet zijn omgekomen (Nm 26:11). De reden is niet dat zij een bijzondere trouw aan de HEERE hebben laten zien. Zij horen bij een doemwaardige familie. Ze zijn gespaard omdat God hen heeft willen sparen, daar zij niet de geest van hun vader hebben getoond. Er is geen ander motief te ontdekken dan de genade van God. Van die genade zijn de zonen van Korach zich ook in latere geslachten bewust gebleven. We vinden de uitingen daarvan in meerdere psalmen (Psalmen 42-49; 84; 85; 87; 88).

Simeon geteld

Simeon is de stam met het grootste verlies. Dat grote verlies kan mede veroorzaakt zijn door de plaag van het vorige hoofdstuk, waarbij ook op Simeon een grote schuld rust (Nm 25:14). Bij zijn telling gaat het om vijf geslachten: “De zonen van Simeon: Jemuel, Jamin, Ohad, Jachin, Zohar en Saul, de zoon van een Kanaänitische vrouw” (Gn 46:10).

Gad geteld

Bij de telling van Gad betreft het zeven geslachten: “De zonen van Gad: Zifjon, Haggi, Suni, Ezbon, Eri, Arodi en Areli” (Gn 46:16).

Juda geteld

Bij de telling van Juda wordt, evenals bij die van Ruben, aan een donkere gebeurtenis in het verleden herinnerd: de dood van Er en Onan (Gn 38:6-10). Zij zijn gestorven zonder nageslacht.

De telling van Juda omvat vijf geslachten: “De zonen van Juda: Er, Onan, Sela, Perez en Zerah. Er en Onan waren echter in het land Kanaän gestorven” (Gn 46:12).

Issaschar geteld

Bij de telling van Issaschar betreft het vier geslachten: “De zonen van Issaschar: Tola, Pua, Job en Simron” (Gn 46:13).

Zebulon geteld

Bij de telling van Zebulon betreft het drie geslachten: “De zonen van Zebulon: Sered, Elon en Jahleël” (Gn 46:14).

Manasse geteld

De telling van de stam van Jozef gebeurt door de telling van zijn twee zonen, Manasse en Efraïm. De telling van Manasse, de eerstgeboren zoon van Jozef (Gn 41:51), omvat acht geslachten. Manasse is in aantal toegenomen. Dat heeft te maken met de dochters van Zelafead. Zij hebben een bijzondere belangstelling voor het erfdeel. Zij zijn niet onder de getelden in Numeri 1. Maar hier, met het oog op het land, geven zij blijk van hun interesse voor het land. God waardeert dat en telt dat mee. In Numeri 27 zien we wat hen bezielt.

Efraïm geteld

De telling van Efraïm, de tweede zoon van Jozef (Gn 41:52), omvat vier geslachten.

Benjamin geteld

De telling van Benjamin omvat zeven geslachten.

Dan geteld

De telling van Dan betreft één geslacht.

Aser geteld

De telling van Aser omvat vijf geslachten. Ook wordt er een dochter genoemd.

Naftali geteld

De telling van Naftali omvat vier geslachten.

Alle getelde Israëlieten

In de woestijn zijn meer dan zeshonderdduizend leden van Gods volk omgekomen. Maar het volk telt nog steeds meer dan zeshonderdduizend leden, hoewel iets minder daar overheen (Nm 1:46). Het is een groot wonder van God en een bewijs van Zijn genade, dat ondanks alle plagen het volk nauwelijks in aantal is afgenomen.

De grootte van het erfdeel

De grootte van het erfdeel hangt af van de grootte van de familie. Waar door ontrouw, zoals bij Simeon, de familie kleiner is geworden, betekent dat ook een kleiner erfdeel, wat betekent: minder genot.

De familie van Gods kinderen is groot. Toch wordt het genot van het erfdeel alleen beleefd door hen die trouw zijn in hun leven met de Heer. Hoe meer dat er zijn, des te meer wordt er genoten van het erfdeel.

Genieten van het erfdeel gebeurt in stamverband. Elke familie blijft binnen de grenzen die de HEERE voor elke stam heeft bepaald. Een toepassing kan zijn dat we op de plaats, waar we als plaatselijke gemeente samenkomen, met elkaar genieten van de hemelse zegeningen.

Een praktische toepassing is dat we niet naar een andere plaatselijke gemeente moeten gaan omdat we het daar prettiger vinden. Dergelijk gedrag geeft aan dat we met het eigen ‘erfdeel’ dat ons is gegeven, de plaats waar de Heer ons heeft gesteld, niet tevreden zijn. Het kan ook te maken hebben met het weglopen voor bepaalde verantwoordelijkheden.

Levi geteld

Ook bij de telling van de bevoorrechte stam Levi wordt herinnerd aan een donkere gebeurtenis uit het begin van hun geschiedenis als priesters. De ontrouw van Nadab en Abihu wordt niet verzwegen (Nm 26:61; Lv 10:1-2).

Herinnering aan de eerste telling

Hier wordt herinnerd aan de telling in de woestijn Sinaï. Niemand van die eerste telling kon worden opgenomen bij deze nieuwe telling, behalve Jozua en Kaleb. God heeft Zijn woord van oordeel waargemaakt, zoals Hij ook Zijn woord van zegen waarmaakt. God volvoert altijd wat Hij gezegd heeft.

Copyright information for DutKingComments